Conflict in organisaties begint vaak bij het werk zelf. Zie hiervoor de volgende tekening.
De belangrijkste bronnen voor conflict in organisaties zijn:
Het organisatie doel vertalen we naar doelen en rollen voor afdelingen. De een verkoopt, de ander produceert of zorgt voor de financiën. Elke afdeling focust op zijn eigen doel. Als het gemeenschappelijke doel uit het oog raakt, rollen onduidelijk zijn of overlappen, ontstaat conflict. De kans hierop neemt toe als de beloning gekoppeld is aan het realiseren van afdelingsdoelen of andere subdoelen.
Afdelingen zijn van elkaar afhankelijk en verbonden via werkprocessen. Uit onderzoek van Brown blijkt dat de meeste conflicten voorkomen op interfaces tussen afdelingen. Daar is namelijk vaak onduidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is.
Schaarse middelen zoals geld, ruimte en functies zijn een bron van conflict die zelden op te lossen is door de koek groter te maken. Leiders doen er goed aan deze conflicten te voorkomen of zo snel mogelijk de kop in te drukken met behulp van een fair proces. Een fair proces heeft heldere spelregels en is zo transparant mogelijk.
Hoe afdelingen en personen met elkaar en de klant omgaan is het gevolg van normen. Normen zijn vaak impliciet en kunnen onduidelijk zijn of verouderen. De overgang van de ene naar de andere norm is vaak een bron van spanning. Zo regeerde in een ziekenhuis de norm dat een goede dokter geen fouten maakt. De nieuwe norm is dat iedereen fouten maakt maar dat je daar professioneel mee omgaat. Deze overgang zet de onderlinge verhoudingen op scherp.
Een organisatie is een krachtenveld met vele onderlinge afhankelijkheden. Volgens Pondy verkeert het in latent conflict dat zo af en toe oplaait. Volgens Weick is onderling conflict zelfs de normale toestand en is afwezigheid van conflict een anomalie. Een belangrijke veroorzaker is de omgeving. Veranderingen bij klanten, in technologie of tijdsgeest zetten een organisatie vaak onder druk en dat leidt tot onderlinge spanning.